Found 63 synonyms in 11 groups
  1. 1
    Meaning: afbouwen
    afbreken afkappen afronden afsluiten afzien van afzoenen besluiten bijleggen opheffen ophouden stopzetten uitmaken volbrengen voltooien beëindigen
  1. 2
    Meaning: beëindigen
    afbouwen afbreken afkappen afronden afsluiten afzoenen besluiten bijleggen
    opheffen ophouden stopzetten uitmaken volbrengen voltooien afzien van
  2. 3
    Meaning: afbakenen
    afpalen afrasteren afsluiten omheinen afzetten
  3. 4
    Meaning: afzonderen
    afzonderen afsluiten
  4. 5
    Meaning: afdammen
    dichtdraaien afsluiten
  1. 6
    Meaning: op slot doen
    sluiten afsluiten
  2. 7
    Meaning: afgrendelen
    afzetten barricaderen blokkeren versperren afsluiten
  3. 8
    Meaning: afzetten
    afbakenen afpalen afsluiten omheinen afrasteren
  4. 9
    Meaning: afmaken
    afsluiten beëindigen voltooien besluiten
  5. 10
    Meaning: sluiten
    afsluiten dichtdoen dichtmaken toedoen
  6. 11
    Meaning: blokkeren
    afsluiten afzetten belemmeren versperren

Words similar to afsluiten

afsluiten synonyms - Dutch related words for afsluiten

Synonyms before and after afsluiten

  • afschuiven
  • afschuw
  • afschuwelijk
  • afschuwwekkend
  • afslaan
  • afslachten
  • afslag
  • afslanken
  • afslenteren
  • afslijten
  • afsluiten
  • afsluiting
  • afsnauwen
  • afsnee
  • afsnijden
  • afspelen
  • afspiegelen
  • afspiegeling
  • afsplitsen
  • afsplitsing
  • afspoelen