- 2Meaning: afhoudeninhouden korten minderen verminderen met aftrekken
- 3Meaning: aftrekkeninhouden korten afhouden
- 4Meaning: behelzeninhouden omvatten bevatten
- 5Meaning: beknibbelenbezuinigen inhouden korten uitsparen besparen
- 6Meaning: besparenbezuinigen inhouden korten uitsparen beknibbelen
- 7Meaning: bevatteninhouden omvatten behelzen
- 8Meaning: bedwingeninhouden beheersen
- 9Meaning: betekeneninhouden verbeelden voorstellen
- 10Meaning: beduidenbetekenen bewijzen inhouden zeggen
- 11Meaning: verbijtenonderdrukken inhouden
- 12Meaning: matigenbeperken intomen temperen inhouden
- 13Meaning: meebrengeneisen verlangen inhouden
- 14Meaning: zeggenbeduiden betekenen bewijzen inhouden
- 15Meaning: voorstellenbetekenen verbeelden inhouden
- 16Meaning: omvattenbehelzen bevatten inhouden
- 17Meaning: implicerenbetekenen inhouden
- 18Meaning: bestaanomvatten inhouden
- 19Meaning: besluitenbehelzen omvatten inhouden
- 20Meaning: kortenaftrekken inhouden
- 21Meaning: opkroppenonderdrukken inhouden
- 22Meaning: eiseninhouden verlangen meebrengen
- 23Meaning: beperkeninhouden intomen temperen matigen