- 2Meaning: garanderenverklaren verzekeren bezweren
- 3Meaning: argumenterenrationaliseren verklaren beredeneren
- 4Meaning: herleidenverklaren terugvoeren
- 5Meaning: zeggenmeedelen opmerken uitspreken verklarenverkondigen vermelden vertellen spreken
- 6Meaning: bekendmakenbeweren stellen zeggen verklaren
- 7Meaning: duidelijk makentoelichten uitleggen verklaren
- 8Meaning: toelichtenverduidelijken verklaren verhelderen
- 9Meaning: verklarenverklaren uitspreken
- 10Meaning: begrijpenduiden expliciteren interpreteren opvatten toelichtenuiteenzetten verduidelijken verklaren uitleggen
- 11Meaning: meedelenopmerken spreken uitspreken verklarenverkondigen vermelden vertellen zeggen
- 12Meaning: uitleggenbegrijpen duiden interpreteren opvatten toelichtenuiteenzetten verduidelijken verklaren expliciteren
- 13Meaning: interpreterenuitleggen verklaren duiden
- 14Meaning: bevestigenbeweren verklaren getuigen
- 15Meaning: opvattenuitleggen verklaren interpreteren