- 2Meaning: afbouwenafbreken afkappen afronden afsluiten afzien van afzoenen besluiten bijleggenopheffen ophouden stopzetten uitmaken volbrengen voltooien beëindigen
- 3Meaning: afstand doenafstappen van beëindigen laten schieten laten varenopgeven prijsgeven afzien
- 4Meaning: afzienafstand doen beëindigen laten schieten laten varenopgeven prijsgeven afstappen van
- 5Meaning: afmakenbeëindigen voltooien afronden
- 6Meaning: affluitenbeëindigen afblazen
- 7Meaning: afbrekenbeëindigen onderbreken breken
- 8Meaning: afsluitenbeëindigen besluiten sluiten
- 9Meaning: beëindigenbeëindigen opzeggen