- 2Meaning: beëindigenafbouwen afbreken afkappen afronden afsluiten afzoenen besluiten bijleggenopheffen ophouden stopzetten uitmaken volbrengen voltooien afzien van
- 3Meaning: ontslag nemenopgeven ophouden opstappen terugtredenuittreden weggaan aftreden
- 4Meaning: afhakenophouden uitscheiden stoppen
- 5Meaning: overgaaneindigen ophouden voorbijgaan verdwijnen
- 6Meaning: eindigenophouden stoppen uitscheiden
- 7Meaning: hinderenlastigvallen ophouden storen vervelen
- 8Meaning: trainerenophouden tegenwerken vertragen
- 9Meaning: nokkenophouden kappen
- 10Meaning: lastigvallenophouden storen vervelen hinderen
- 11Meaning: kappenophouden nokken
- 12Meaning: bevindenvertoeven ophouden
- 13Meaning: tegenhoudentraineren ophouden
- 14Meaning: behoudenhoog houden ophouden
- 15Meaning: omhooghoudenomhooghouden ophouden
- 16Meaning: stoppenuitscheiden ophouden
- 17Meaning: aftredenopgeven ophouden opstappen terugtredenuittreden weggaan ontslag nemen